4.3 Selectie van de activa voor een duurzaam product

4.3.1 Beleggingsproducten

Een duurzame beleggingsportefeuille bevat:

  • minstens 90% gescreende beleggingsinstrumenten (zie hierna 4.4),
  • en kan maximum 10% van volgende instrumenten bevatten:
    • instrumenten waarvoor geen duurzaamheidsscreening mogelijk is (bijv. vastgoed, commodities);
    • instrumenten waarvoor geen duurzaam alternatief op de markt beschikbaar is en die de beheerder in het kader van efficiënt beheer, voor een beperkte periode, in de portefeuille wenst op te nemen;
    • instrumenten in de portefeuille van een ICB met een ‘buy-and-hold’-strategie, die op het moment van aankoop onder de noemer ‘duurzaam’ vielen, maar waarvoor dit wegens omstandigheden nu niet meer het geval is.

4.3.2 Spaarproducten

Voor het geheel aan duurzame spaarproducten moet er analoog minstens 90% aan duurzame activa (zie lijst 4.4) bestaan (bv. op duurzaamheid gescreende effecten of kredieten). De dekkende duurzame activa worden voor deze berekening in hun totaliteit bekeken.

Verder voert de aanbieder een actief beleid om het volume aan duurzame activa verder uit te bouwen om zo naar de toekomst toe, de groei van duurzame spaarproducten te ondersteunen.

4.3.3 Kredieten

Duurzame kredieten dienen te worden gebruikt voor duurzame investeringen zoals bepaald door de kredietverstrekker (bijv. microkredieten, sociale kredieten, green project funding, green technology leasing, green car loans) en de wettelijk bepaalde ‘groene’ leningen. In het beleid kan een onderscheid worden gemaakt tussen consumentenkredieten en kredieten aan ondernemingen of overheden.