Hoe werkt de Belgische financiële sector aan stabiliteit voor de toekomst?

Binnen Europa heeft België het voortouw genomen om zo snel mogelijk de verschillende richtlijnen te implementeren die de balansen van de financiële instellingen sterk verstevigen. Zonder te stellen dat de nieuwe regels absolute veiligheid garanderen, is de financiële sector vandaag wel solider dan voor de financiële crisis. Maar hoewel het financiële stelsel solider geworden is, kan de vraag opgeworpen worden of de financiële sector niet te veel de risico’s zal schuwen. De financiële sector heeft als grote werkgever ook een sociale verantwoordelijkheid. We denken hierbij aan aantrekkelijke tewerkstelling op lange termijn en een evenwichtig remuneratiebeleid.

Elk jaar publiceert de Nationale Bank van België (NBB) een Financial Stability Review, een rapport waarin ze bericht over economische, financiële en structurele ontwikkelingen die een invloed kunnen hebben op de stabiliteit van het financiële systeem. In het rapport van 2012 kreeg de Belgische financiële sector zowel een pluim als een waarschuwing mee. Een pluim omdat de sector ook in moeilijke tijden de economie was blijven financieren, een waarschuwing omdat de Nationale Bank vreesde voor een overwaardering van de vastgoedprijzen. Daarom maande de NBB de Belgische systeembanken (banken die bij een mogelijk faillissement ook de rest van het financiële systeem en de economie ernstige schade kunnen berokkenen) aan om enige behoedzaamheid aan de dag te blijven leggen bij het verstrekken van hypothecaire kredieten. De ietwat tegenstrijdige boodschap toont perfect de tweespalt aan waarin de financiële sector zich bevindt.

Na de val van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers in september 2008 kwamen wereldwijd grote financiële instellingen in moeilijkheden. De crisis die daarop volgde, bracht op geen enkel ogenblik de betaal- en afwikkelingsystemen in het gedrang. Zulke systemen fungeren als tussenpersonen in financiële transacties en garanderen dat de koper zijn financiële producten krijgt en de verkoper zijn geld. In België spelen sterke, internationale spelers als SWIFT en Euroclear daar een cruciale rol in.

Een nieuw financieel landschap

De crisis had ingrijpende gevolgen voor het financiële systeem. Verschillende instellingen, ook enkele grote Belgische, moesten onder diverse vormen steun zoeken bij de overheid om de storm te kunnen overleven.

Maar in die stormachtige tijden bleven financiële instellingen hun rol als financier van de economie vervullen. Zowel spaarbanken als grootbanken hebben dat gedaan. Tussen eind 2007 en september 2012 zijn de kredieten aan ondernemingen gestegen met 19,8%, die aan gezinnen met 30,4% en die aan overheden met 37,4%.

Tezelfdertijd werkten de financiële instellingen aan de versteviging van hun balans (het totaal van hun bezittingen of activa). Effectenportefeuilles werden verkleind, balansen op langere termijn gefinancierd en marktfinanciering werd naar depositofinanciering omgezet. De hefboom van de banken (de verhouding tussen het eigen vermogen en het volledige balanstotaal) werd afgebouwd (deleveraging [1]). Dit alles om tegemoet te komen aan de richtlijnen die worden opgelegd door Basel III. Die kapitaalvereisten zijn uitgetekend door de Bank voor Internationale Betalingen in Basel (BIS), een koepel van de centrale bankiers. Voor Europa werden ze vertaald in de CRD IV-richtlijn.

De regels leggen op dat financiële instellingen veel meer kapitaal en liquiditeit moeten aanhouden tegenover hun uitstaande beleggingen en kredieten. De regels worden vanaf 2013 geleidelijk ingevoerd en moeten in 2018 volledig van kracht zijn.

De Belgische financiële instellingen hebben binnen Europa het voortouw genomen om zo snel mogelijk aan de Basel-regels te voldoen: tussen de zomer van 2007 en maart 2012 zijn de passiva (het eigen vermogen, waarvan het aandelenkapitaal deel uitmaakt, aangevuld met vreemd vermogen als bijvoorbeeld spaardeposito’s en schulden op de interbancaire markt) van de Belgische financiële instellingen met 28,6% gekrompen. Over dezelfde periode steeg het harde kernkapitaal (geld dat onmiddellijk beschikbaar is, bijvoorbeeld als er verliezen geslikt zouden moeten worden) met 19,3%. Daardoor is de hefboom van de Belgische financiële instellingen gedaald van 31,9 naar 18,3. Financiële instellingen zijn daardoor onmiskenbaar solider dan voor de crisis.

Door de vermindering van de hefboom hebben de banken ook minder behoefte aan financiering via de financiële markten (wholesale funding). Dit komt hun liquiditeitspositie ten goede: banken hebben meer geld waarover ze meteen kunnen beschikken om op korte termijn aan hun verplichtingen te voldoen.

De financiering door de financiële markten is afgebouwd van 267 miljard EUR in 2009 tot 182 miljard in 2011.

Tegelijkertijd neemt het aantal deposito’s toe. De Belg is traditioneel altijd al een spaarder geweest. Maar de laatste jaren is het bedrag dat uitgezet wordt op de spaarboekjes spectaculair gestegen. In september 2012 stond er een totaal van 230,2 miljard EUR op de Belgische spaarboekjes. Tegenover eind juni 2007 betekende dat een stijging van 54,7%. Deze depositowerving stelt de financiële instellingen in staat goedkoper kredieten te verlenen en draagt bij tot de stabiliteit van de Belgische financiële instellingen, en van de spaarbanken in het bijzonder. Financiële markten zijn namelijk veel wispelturiger dan spaarders. Een groter aandeel spaardeposito’s in vergelijking met interbancaire schulden maakt de bankenbalans dus gezonder.

Toekomstperspectief

De uitdaging voor de toekomst zal erin bestaan om het lagere risicoprofiel en de kleinere schaalgrootte van de Belgische financiële sector te verzoenen met de vraag naar kredieten. Die kredietvraag zou fors kunnen toenemen als de economie zijn tweede adem vindt.

Men kan zich afvragen of het streven naar zo veilig mogelijke banken met een minimum aan risico’s de economische groei (werkgelegenheid, kredietverlening, enz.) niet zal fnuiken.

Een toekomstig aandachtspunt zou kunnen zijn dat de Belgische financiële instellingen zich noodgedwongen meer binnen hun landsgrenzen terugtrekken. Die zogenaamde balkanisering of fragmentering van de Europese markt kan de kredietverlening aan Belgische ondernemingen in het buitenland moeilijker maken.

De financiële sector is voorstander van regels die de stabiliteit van de financiële instellingen en het volledige financiële systeem verhogen (bv. Basel III). De sector vreest echter ook dat kredietfinanciering op lange termijn en leningen voor relatief grote transacties of projecten moeilijker zouden kunnen worden.

In dit veranderd financieel klimaat moeten financiële instellingen met nieuwe en beperktere businessmodellen toch voldoende rentabiliteit blijven genereren. De rentabiliteit op eigen vermogen (ROE) van de Belgische financiële sector is sinds de crisis sterk gedaald. De ROE wordt berekend door de nettowinst te delen door het eigen vermogen van de onderneming. De uitkomst toont aan hoe winstgevend een bedrijf is.

Tijdens de financiële crisis van 2007-2008 is de rentabiliteit van de financiële sector sterk gedaald. Net voor de crisis werden soms ROE-niveaus behaald rond de 20%.

Momenteel draait de financiële sector echter een ROE van 0,7% (cijfer van eind 2011). Het spreekt voor zich dat dit percentage niet houdbaar is. De sector moet zoeken naar een juist evenwicht waarbij duurzame maar leefbare niveaus van ROE centraal staan: een new normal van een percentage tussen 8% en 12% lijkt aangewezen.

 


[1] De hefboom of leverage geeft de verhouding weer tussen het eigen vermogen van een financiële instelling en haar balanstotaal. Deleveraging staat dus voor het afbouwen van die hefboom, onder meer door het versterken van het eigen kapitaal in verhouding tot de totale balans.