Welke rol speelt de financiële sector in de economie?

De hoofdactiviteit van de banken bestaat uit het optreden als tussenpersoon tussen wie financiële middelen heeft en zij die financiering nodig hebben.
De eersten lenen hun geld aan de bank, die het op haar beurt gebruikt om de tweede categorie te financieren.

Hoe?

Klanten (particulieren/gezinnen, ondernemingen) kunnen hun geld bij de bank ‘als deposito geven’. Op die manier lenen ze in zekere zin hun geld aan de bank. In ruil krijgen ze van de bank intresten. Er bestaan verschillende soorten van deposito’s, zoals zichtdeposito’s, spaardeposito’s, termijndeposito’s, kasbons.

De banken zetten nadien die deposito’s om in kredieten voor de financiering van de behoeften van particulieren en gezinnen, ondernemingen en de overheid.

Wie geld leent bij de bank, betaalt intrest. Dit komt omdat de bank hem een dienst verleent, namelijk het ter beschikking stellen van een bepaald bedrag gedurende een bepaalde periode.

Door deze activiteit van de banken worden alle geldmiddelen optimaal aangewend omdat vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd, en wordt de economie efficiënter. Maar het is natuurlijk uitzonderlijk dat deposito’s en kredieten perfect met elkaar overeenstemmen. Dat betekent m.a.w. dat de deposito’s worden omgezet alvorens kredieten te worden.

Hoe?

  • Door schaalomzetting: kleine deposito’s worden gegroepeerd om ‘grote’ kredieten aan te kunnen bieden. Afzonderlijk beschouwd zou het geld van de duizenden spaarders in ons land geen economisch nut hebben. Door dit spaargeld bijeen te brengen kan de bank het omzetten in kredieten en anderen financieren die geld nodig hebben.
  • Door termijnomzetting: kredieten op lange of middellange termijn worden gefinancierd met deposito’s op korte termijn.
  • De valuta-omzetting: in sommige gevallen worden deposito’s uitgedrukt in een bepaalde munt omgezet in kredieten in een andere munt.

Voor de bank zijn er aan de omzetting van de deposito’s naar kredieten bepaalde kosten verbonden. Eerst en vooral is er de kost van de werkmiddelen. We denken daarbij onder meer aan het personeel, de informaticasystemen of het distributienetwerk.

Daarnaast worden er ook kosten gemaakt door de risico’s die het transformatiesysteem met zich meebrengt. Er bestaan drie categorieën van risico’s:

  • Het kredietrisico: de kredietnemer gaat bijvoorbeeld failliet en kan zijn krediet niet meer afbetalen. De bank zal misschien niet meer het volledige geleende bedrag kunnen recupereren.
  • Het liquiditeitsrisico: spaarders kunnen, volgens de kenmerken van de deposito’s die ze aanhouden, op een bepaald ogenblik hun geld opvragen. De bank moet er op dat ogenblik voor zorgen dat ze haar schuldeisers kan terugbetalen.
  • Het renterisico: een bank heeft een bepaalde rentemarge die ze moet proberen positief te houden. Die marge is het verschil tussen de inkomsten van de rente uit kredieten en de kosten voor rente op deposito’s. Wie een krediet afsluit, kan er voor kiezen om een vast krediet af te sluiten en dus gedurende de hele looptijd van het krediet eenzelfde som af te betalen. Maar als de rente op deposito’s stijgt, kunnen de banken die kosten niet doorrekenen aan hun kredietnemers. Op die manier kan de rentemarge van de bank negatief worden.

Een bank kan er voor kiezen om de risico’s voor eigen rekening te nemen. Zo zal ze er bijvoorbeeld voor zorgen dat ze voldoende eigen vermogen heeft of dat haar liquiditeitsmarge (dat is de mate waarin ze kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen op korte termijn) voldoende hoog is. 

Daarnaast kan de bank er ook voor kiezen zich in te dekken voor die risico’s. Eén van de mogelijkheden is een swapoperatie zoals een renteswap. Daarbij wordt via verschillende transacties de vaste rente omgezet in een variabele rente en wordt zo het renterisico geëlimineerd. Maar uiteraard is er aan dit hedgen van de risico’s een kostenplaatje verbonden.