De bankbalans

De maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid van een bank inschatten, is geen eenvoudige opdracht. Een financiële instelling is per definitie een complexe organisatie, en haar rol in de samenleving is niet makkelijk te begrijpen voor wie haar werking niet doorgrondt. Daarom een korte inleiding tot de bankenbalans.

Zoals bij elk bedrijf bestaat de balans van de bank uit twee kanten. Op de linkerkant of activakant staan de bezittingen van de instelling. De rechterkant of passivakant geeft de schulden weer. In de jaarrekening staat hieronder de resultaatrekening, die winst of verlies in kaart brengt en aantoont hoe deze ontstaan is.

Op de activakant van een bankenbalans vindt de aandachtige lezer hoeveel leningen de instelling heeft uitgeschreven, welke obligaties hij in portefeuille heeft en hoeveel gestructureerde producten. Ook de waarde van de gebouwen staat erin genoteerd, net als de goodwill. Die laatste post probeert, simpel gezegd, een cijfer te plakken op de waarde van minder tastbare bezittingen als de reputatie, het groeipotentieel of het merk. De som van alle activa (en ook van alle passiva) noemt men het balanstotaal.

Op de passivakant staat bovenaan het eigen vermogen (de schulden aan de aandeel­houders). Eigen vermogen is geld waar een bank in principe onmiddellijk over kan beschikken.

Onder het eigen vermogen staat het vreemd vermogen. Hierin zit bijvoorbeeld het spaargeld (deposito’s) van de klanten, maar ook het geld dat een bank leent bij de centrale banken en op de financiële markten om zijn balans te financieren. De verhouding tussen het eigen vermogen en het balanstotaal wordt de leverage (hefboom) genoemd. Dit is het aantal keer dat een bank zijn eigen vermogen in de markt heeft uitgezet.

Het balanstotaal van een bank is niet per definitie stabiel – zelfs niet als een bank geen activa bijkoopt of verkoopt. De waarde van de activa is namelijk veranderlijk. Een gebouw kan meer of minder waard worden, de waarde van een merk kan toenemen of afnemen. Volgens de internationale IFRS-boekhoudregels moet een bank die schommelingen in zijn balans doorrekenen voor bepaalde van zijn bezittingen.

Verschuivingen op de activazijde

Grosso modo vinden we aan de activakant van de bankenbalans drie categorieën ‘financiële’ bezittingen terug.

Langetermijnleningen die tot op vervaldatum in de boeken blijven staan (bijvoorbeeld hypotheken op dertig jaar) zijn volgens de internationale boekhoudregels hold to maturity. Dat betekent dat ze aan de aankoopwaarde in de boeken blijven staan tot ze worden uitbetaald. Als, bijvoorbeeld, het huis dat aan de hypotheek gekoppeld is in waarde stijgt of daalt, heeft die waardeschommeling geen enkel effect op het balanstotaal van de bank.

De activa in de tradingportefeuille zijn daarentegen bedoeld om zo snel mogelijk weer te verkopen. Zij staan in de boeken aan de waarde van de dag. Doorgaans is er geen duurzame financiering op de lange termijn vereist om ze in de boeken te houden, omdat ze in principe snel weer worden doorverkocht.

Tussen die twee categorieën zijn er financiële bezittingen die als available for sale in de boeken staan. Dat zijn activa die de bank eventueel kan aanhouden tot vervaldatum, maar ook tussentijds kan verkopen. Een belangrijk deel van de activa van Belgische banken (veel overheidsobligaties, bijvoorbeeld) is in de laatste categorie ondergebracht. Zo hebben de financiële instellingen de handen vrij in het geval er een koper opdaagt met een interessant bod.

Bevroren financiële markten

De gevolgen van die keuze zijn tijdens de crisis duidelijk geworden. De marktwaardeschommelingen van, bijvoorbeeld, overheidsobligaties werden (en worden) door de boekhoudregels namelijk meteen zichtbaar in de boeken van de bank. Als de marktprijs van Spaanse staatsobligaties in elkaar stuikt, of de banken besluiten om hun Grieks staatspapier tot 30% van zijn nominale waarde af te waarderen, creëert dat een probleem voor banken die zulke obligaties in hun available for sale- portefeuille hebben staan. Dan daalt de waarde van die obligaties in de activakolom van hun balans, en moet die waardevermindering vervolgens bijgepast worden vanuit het eigen vermogen van de bank.

Wanneer een bank zijn eigen vermogen wegvreet uit de rechterkant van haar balans, moet ze dat eigen vermogen ook meteen weer aanvullen om aan de kapitaalvereisten te kunnen voldoen en solvabel te blijven. Toen de financiële crisis de bodem onder de aandelenmarkten wegsloeg, was de overheid vaak de enige partij die bereid gevonden kon worden op in het (aandelen)kapitaal van een financiële instelling in moeilijkheden te stappen en zo de tekorten bij te passen die in het eigen vermogen ontstaan waren door de daling van de marktwaarde van de activa.

Maar marktwaarde is per definitie virtueel: ze geeft een prijs weer die de marktspelers op één bepaald moment voor een financieel product willen betalen, maar weerspiegelt niet noodzakelijk de reële intrinsieke waarde van zo’n product.

Een gebrek aan kapitaal was echter niet het enige probleem waar bepaalde banken tijdens de crisis mee te kampen hadden. Er doemde ook een ernstig liquiditeitsprobleem op, omdat teveel activa op de lange termijn in de balans geherfinancierd werden met leningen op korte termijn op de financiële markten. Toen de financiële markten de geldkranen dicht draaiden, brak die hefboom een aantal banken zuur op.

Voor de Basel III-kapitaalregels bedroeg het eigen vermogen van een gezonde bank tussen de 3% en de 6% van het balanstotaal. Dat komt neer op een hefboom tussen de 17 en de 33. Nu de centrale bankiers bij de Bank voor Internationale Betalingen in Basel beslisten om de kapitaalregels voor banken te verstrakken, zal het eigen vermogen in de komende jaren gevoelig opgetrokken en de hefboom afgebouwd worden.

In België is dat al gebeurd. Het balanstotaal van de Belgische financiële sector is de jongste vijf jaar met nagenoeg 30% teruggeschroefd. De afhankelijkheid van de financiële markten is afgenomen en de looptijd van de financiering verlengd. Er valt dus minder te herfinancieren, en de nood om een beroep op de financiële markten te doen, doet zich minder vaak voor.